Coronapoëzie

Binnen Universiteit Gent ontstond in 2020 het initiatief om in tijden van corona brieven te schrijven ten aanzien van de universitaire gemeenschap. Ik schreef onderstaande brief, die op gedichtendag (28/1/2021) werd verspreid.

Beste UGent’ers,

Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: poëzie is van het grootste belang voor het bestrijden van de coronapandemie. De reden is niet dat woorden een biologische efficiëntie zouden bezitten. Een injectie poëzie doodt geen virussen, ook al zijn de klinkers nog zo treffend gekozen. Zelfs met een hele bundel krijg je geen Britse, Zuid-Afrikaanse of Gentse varianten klein. Gedichten zijn nu eenmaal lichtelijk onaangepast aan het echte leven en precies daarom zo van cruciaal belang.

Vorige week zag ik in het journaal een verslag uit Londen. Een verpleegkundige stond huilend in de gang: haar ziekenhuis kan de toevloed niet aan. Zij en haar collega’s worden hopeloos van zoveel machteloosheid en ze zijn moe van zoveel inspanning. Iedereen goede zorgen bieden lukt niet meer, maar hoe kies je dan tussen patiënten? Tussen de velen met ernstige corona en al die anderen die te lang thuis moeten blijven, wachtend tot covid opnieuw wat geweken is. Even later kwam een oudere man in beeld. Zijn echtgenote was een half uur voordien gestorven. Huilen kon hij nog niet. Hij was nog aan het vechten. De strijd was verloren, maar hij stond er nog, alleen, en kwaad op wie zich niet aan de maatregelen houdt. Op hetzelfde moment protesteerde een groepje non-believers aan de voordeur van datzelfde ziekenhuis. Vurige zielen die menen dat corona een fictie is, en voor wie de preventiemaatregelen een aanslag op hun vrijheid zijn. 

Ik zag bijzonder weinig poëzie in die situatie. Het was verdeeldheid troef. De tegengestelde reacties troffen me. Hoe kan het toch dat twee groepen mensen zo verschillend reageren op een risico dat elk van ons kan vellen?

Wellicht hangt die verdeeldheid heel sterk samen met onzekerheid. Over het coronavirus is er vooral heel veel dat we nog niét begrijpen. De ene patiënt heeft nauwelijks symptomen terwijl de andere sterft, ook al is hij jong en leefde hij sportief en gezond. Dokters snappen de infectie niet altijd zo goed. Het virus muteert er op los, dus hinkt onderzoek altijd achterop. De oude Grieken zouden in zo’n situatie hun goden aanroepen en orakels smeken om verklaringen. Het noodlot vraagt nu eenmaal om antwoorden. Vandaag zijn die goden dood en gaan we de onzekerheid te lijf met cijfers en kansberekening. Wellicht is het onze verstandigste zet: met wetenschap en doorzettingsvermogen het virus proberen inperken. 

Tegelijk vormen die cijfers geen sluitende waarheden. Wie meet, heeft een foutenmarge. En wie kansen berekent, werkt met waarschijnlijkheden. Grossieren in zekerheden is niet aan de orde in de wetenschap. Dit is lastig om dragen. Kijk maar naar hoe mensen reageren op quarantaines en social distancing. Die maatregelen zijn nuttig omdat ze risico’s beperken en sommigen redden van de dood. Tegelijk doorkruisen ze alle leefgewoontes en confronteren ze ons ook met eenzaamheid, doelloosheid en ongenoegen. Of we het nu willen of niet: de non-believers zijn de spreekbuis van dit nieuwe ongenoegen en we staan voor de opdracht om een plek te geven aan de onrust die ze uitschreeuwen. 

Een extra dosis cijfers is daarbij niet de oplossing. Verder heeft het ook geen zin om dat nieuwe ongenoegen te negeren of te verbieden. Dat lukt toch niet. Mensen worden daar hopeloos en agressief van. Het nieuwe ongenoegen vraagt om creatieve antwoorden die zorgen voor verbondenheid in plaats van onderlinge haat. Poëzie kan daarbij helpen, net zoals allerlei andere volstrekt ‘nutteloze’ activiteiten die luisteren naar de naam ‘kunst’. Creatieve actie geeft namelijk een twist aan wat eerst ondragelijk was.

En dan nu concreet. Afgelopen zaterdag was ik voor examentoezicht een halve dag in Hal 5 van Flanders Expo. Met ongeveer 450 waren ze, mijn studenten uit de 3e bachelor psychologie. Ik kon de onwennigheid voelen. Iedereen had elkaar veel te lang niet gezien. Het was hun onwennigheid, het was mijn onwennigheid. Kriskras dolend tussen de tafels las ik af en toe een regel uit een bundel van Leonard Nolens en toen botste ik op dit gedicht: 

QUARANTAINE

Hoe spelen wij het klaar om straks weer plaats te nemen

In uw blikveld ginder? Kijkt u door ons heen en

Schakelt uw stap in zijn hoogste versnelling om ons te mislopen?

Ook wij zijn als de dood om u een hand te geven.

Leonard Nolens schreef dit kort na een opname in de psychiatrie. Elke regel belichaamt de naweeën van zijn isolement. Het sociaal contact dat daarop volgt is onwennig. Ik kreeg het instant een beetje warm door die woorden. Het gedicht benoemt mooi wat velen nu ervaren. Ik dacht aan de eenzaamheid van mijn studenten. De voorbije weken konden ze enkel online interageren en in het beste geval binnen een kleine bubbel studeren. Geen discussies na de les, geen praatjes in de gangen van de Dunantlaan. 

Poëzie leidt niet tot doorbraken in de wetenschap en doodt ook geen virussen. Geen enkele kunst vermag dat. Poëzie stelt ons enkel in staat om de breekbaarheid van het leven beter te hanteren. En ja, in tijden van corona is dat al heel wat. Dus, vergeet vooral niet om tijdens deze donkere dagen veel boeken te lezen en zodra het kan ook viool te spelen op de stoep. Mensen worden daar beter van.

Vele groeten

Stijn Vanheule

This entry was posted in Geen categorie and tagged , , , , , . Bookmark the permalink.

Comments are closed.