OPINIESTUK IN DE STANDAARD VAN 22/1/2022
Vorig weekend was ik op bezoek bij de transmigranten in het vluchtelingenkamp van Calais. Het deed me beseffen dat de leefomstandigheden van die mensen een broeihaard vormen voor de psychiatrische problemen van de toekomst. Dat heeft te maken met het uitzichtloze proces van traumatisering dat ze ondergaan.
Doorgaans denken we bij traumatisering snel aan misbruik en verwaarlozing in de gezinscontext, of aan de impact van ongevallen en rampen. Stuk voor stuk ernstig verstorende situaties waar we maatschappelijk zeer alert voor zijn. Denk maar aan de Vertrouwenscentra Kindermishandeling, die verontrustende opvoedingssituaties monitoren. Denk aan crisisteams van hulpdiensten of van het leger, die psychologische ondersteuning bieden bij grote incidenten zoals terreuraanslagen of natuurgeweld. Door snel in te grijpen als het verkeerd loopt, vermijden we dat pijnlijke situaties blijvende littekens nalaten.
Mensen die op de vlucht zijn voor de benarde levensomstandigheden in Afrika of het Midden-Oosten, raken ook getraumatiseerd. Helaas zijn we daar veel minder alertvoor. Zo sprak ik in Calais met Amir, een man met Koerdische roots, die tot zes maanden geleden in Iran leefde en nu in de Franse modder zat te wachten op een opportuniteit om naar Engeland te gaan. Tien jaar lang had hij in Teheran als journalist gewerkt. Toen zijn krant werd opgedoekt en zijn artikels aanleiding gaven tot vervolging, sloeg hij op de vlucht. Het was een keuze tussen vluchten of de gevangenis. Tien landen doorkruiste hij intussen, en hij zegt daarover het volgende: ‘In Griekenland werden we vervolgd, in Kroatië en Servië kregen we slaag van de politie, maar hier is het beter, hier worden we niet geslagen.’Het leed van vluchtelingen spreekt de menselijkheid in de ander niet aan, waardoor ze zich ontmenselijkt voelen
Tegelijk zie ik voor mij een gebroken man. De voorbije week vatte hij twee keer het plan op zich van kant te maken, maar hij bedacht zich telkens. Wat hij en veel andere vluchtelingen moeten ondergaan, mag niet vergeten worden, zegt hij. Elke avond tikt hij op zijn smartphone het verslag van de dag – hij hoopt zijn verhaal ooit te kunnen vertellen in een boek. Het verhaal van de vervolging. Het verhaal van de onverschilligheid en de afkeer bij de bevolking in Europa. Het verhaal van degenen die het overleven, en van degenen die eraan kapotgingen.
Zoals Amir zijn er velen: mensen met een geschiedenis van ontbering en geweld, die getraumatiseerd zijn door de barre levensomstandigheden die ze ontvluchtten. Maar daar houdt het niet op. De vlucht zelf traumatiseert hen ook.Mensensmokkelaars, overheden die hen hardhandig aanpakken en burgers die afstandelijk en bits reageren, dragen daaraan bij. Telkens opnieuw krijgen vluchtelingen de boodschap dat ze er niet mogen zijn. Hun leed spreekt de menselijkheid in de ander niet aan, waardoor ze zich ontmenselijkt voelen.
Een politieke oplossing voor dit probleem heb ik niet. Wat ik als psycholoog wel weet, is dat deze situatie mensenlevens kraakt. En wat ik verwacht, is dat deze zware ontwrichting zich op termijn zal vertalen in ernstige psychiatrische problemen bij veel vluchtelingen en hun kinderen. Problemen die intense zorg zullen vereisen. Het is dan ook schrijnend dat we op die traumatisering geen maatschappelijk antwoord hebben. Burgeracties alleen kunnen dit leed niet counteren. Er is een aanpak nodig die gedragen wordt door alle beleidsmakers bevoegd voor migratie, sociale gelijkheid, gezondheid en welzijn.
Tegelijk ben ik niet zo hoopvol. Als we alleen al naar de aanpak in ons land kijken, valt op dat het beleid inzake psychische gezondheid heel erg vooral focust op individuele coping. Het wil psychisch kwetsbare burgers sterker maken, maar veronachtzaamt de impact van politieke factoren, sociale dynamieken en uitsluitingsmechanismen.
Om aan de psychische noden van onze transmigranten tegemoet te komen, moeten we precies daarop inzetten en nadenken over hoe we hen onthalen. Geloof me, ook niet-transmigranten zullen het daardoor beter hebben.