In de VS waren er in 2007 35 keer meer kinderen met een diagnose van een psychiatrische stoornis dan in 1987, en bij volwassenen schat men dat 46% ooit een psychiatrische stoornis doormaakt. Voor België is er minder cijfermateriaal over psychiatrische diagnoses, maar weten we via onderzoek van het RIZIV en van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen wel iets over het gebruik van medicatie. Zo zijn de bruto uitgaven voor geneesmiddelen die inwerken op het brein tussen 1998 en 2004 gestegen van 232,6 miljoen EUR tot 454,0 miljoen EUR. Begin 1996 waren er ongeveer 390.000 patiënten die antidepressiva gebruikten, in 2006 is dat opgelopen tot 860.000. Specifiek bij kinderen is het gebruik van medicatie voor ADHD tussen 2004 en 2007 gestegen is met 387%, wat bijna een vervierdubbeling is op drie jaar tijd. Het grootste aantal voorschriften gaat naar jongens tussen 5 en 11 jaar. Dergelijke plotse toenames roepen vragen op: zijn de laatste jaren plots heel veel meer mensen gestoord geworden? Of gaan wij als maatschappij op een problematische manier om met diagnoses en met medicatie?
Op basis van onderzoek ben ik tot de conclusie gekomen dat er inderdaad serieuze uitwassen zijn in de manier waarop we omgaan met diagnoses en medicatie. In dit artikel, dat in het septembernummer van Tijdschrift voor Welzijnswerk verscheen, spits ik me toe op ADHD en geef ik kritiek op het psychiatriserend gebruik van die term. Dezelfde tekst staat ook in het tijdschrift Signaal (nr. 77).