Dit najaar gaf ik in de geschreven pers een aantal commentaren bij burnout. In De Standaard (4 oktober) benadrukte ik dat burnout niet teveel mag beschouwd worden als een individueel probleem. Zoals Jan De Vos trouwens heel mooi beargumenteerd in zijn boek over psychologisering (Acco, 2011), zijn we in onze maatschappij sterk geneigd om problemen die een persoon ervaart, ook oorzakelijk aan die persoon toe te schrijven. Van iemand die psychisch lijdt wordt bijvoorbeeld snel gedacht dat de oorzaak voor diens problemen in hem- of haarzelf liggen. Is het niet in diens geest, dan zullen het wel de hersenen of de genen zijn. Die tendens leidt tot een verenging in ons denken omdat ze tal van andere factoren zoals interactiepatronen met anderen, maatschappelijke verwachtingen of de manier waarop we meer gezamenlijk leven en werk organiseren buiten beschouwing laten. Wanneer we psychologiserend denken over burnout menen we dat stabiele factoren in een individu verantwoordelijk zijn voor de problemen die iemand ervaart. Het probleem is evenwel complexer, en dat stip ik aan in dit interview.
Een tweede interview staat in Flair (8 november). Daar geef ik bedenkingen bij korte beschrijvingen die mensen gaven over werkproblemen. Dit stuk toont mooi aan dat de term burnout best niet té veralgemenend wordt gebruikt (Deel 1; Deel 2).