Uiteraard is het zo dat de psychoanalytische praxis en haar theorie niet volledig binnen een positivistisch denkkader passen, en dat tal van concepten en stellingen niet via gestandaardiseerde toetsing kunnen bewezen worden. Echter, dit is geen uniek kenmerk voor psychoanalyse. Andere theorieën zoals cognitieve psychologie, systeemdenken of evolutionair denken hebben dezelfde eigenschap. Ook daar zijn tal van theoretische aannames niet te bewijzen. Op zich is dit geen probleem, het opent een veld van theoretische en ethische discussies.
Dit wil echter niet zeggen dat psychoanalyse aan geen enkele toetsing te onderwerpen is. Onderzoek is cruciaal voor psychoanalyse. Haar praxis moet idealiter steeds vertrekken van de idee van toetsing: elke nieuwe ontmoeting met een analysant of patiënt moet de validiteit en toepasbaarheid van het psychoanalytisch denken ondervragen, en benaderd worden als een ervaring die de theorie kan bijsturen of specificeren.
Op academisch vlak krijgt dit van belang van toetsing vorm in tal van mogelijke vormen van onderzoek. Effectiviteitsonderzoek is er daar een van. De Duitse onderzoekers Falk Leichsenring en Sven Rabung publiceerden op dit vlak een aantal belangrijke overzichtstudies in prestigieuze medische tijdschriften. Dit zijn artikels die de methodologische toets van vakgenoten in de psychiatrie en de geneeskunde doorstaan hebben, en die statistisch solide bevonden zijn. Hun overzichtstudies of meta-analyses geven verslag van het therapeutische effect van psychoanalytische therapieën die meer dan 50 sessies duren en daardoor als langdurig worden beschouwd.
In hun laatste overzichtsartikel, dat werd gepubliceerd in The British Journal of Psychiatry (2011, Vol 199, pp. 15-22), bespreken ze de resultaten uit 10 recente internationale effectiviteitsstudies. De patiënten die in de studies betrokken waren, deden gemiddeld 120 sessies en waren ongeveer anderhalf jaar in therapie. De effecten van deze therapieën werden vergeleken met andere vormen van psychotherapeutische interventie, zoals gedragstherapie of cognitieve therapie. Ongeacht de therapievorm hadden alle patiënten in deze studies te kampen met ernstige vormen van psychopathologie.
Uit de vergelijking van de verschillende vormen van therapie blijkt overduidelijk dat patiënten met complexe problemen meer gebaat zijn met een langdurige psychoanalytische therapie dan met meer kortdurende vormen van psychotherapie. Deze figuur geeft het verschil in effectgrootte weer.
Bovendien blijkt dat een doseringseffect speelt voor de duur van de therapie en voor het aantal sessies: patiënten die meer sessies kregen of volgden ervoeren grotere positieve effecten dan patiënten met minder sessies. Zowel op het vlak van psychiatrische symptomen, persoonlijkheidsproblemen als sociaal functioneren blijkt dit doseringseffect te spelen. Deze tabel geeft relevante correlaties weer.
Uit deze overzichtstudie kan besloten worden dat het zowel voor zorgverzekeraars als voor individuele patiënten/analysanten de moeite loont om te investeren in langdurende psychoanalytische therapie.